Xudoo
Quote Arthur Schopenhauer

“Lezen is denken met andermans hoofd”

februari 2022

Wet toekomst pensioen: politiek aan zet – Traagheid en complexiteit grootste vijanden van vlekkeloze invoering

In 2019 is na lang onderhandelen tussen kabinet en sociale partners een pensioenakkoord op hoofdlijnen afgesproken. Een historisch moment in de Nederlandse pensioengeschiedenis.

Vanaf dat moment heeft het nieuwe pensioenstelsel de pensioenfondsgelederen behoorlijk bezig gehouden. En dat is een understatement. Het heeft veel van de reguliere agendapunten overschaduwd en dat zal nog wel even zo blijven.

Het pensioenakkoord was het startschot voor de voorbereidingsfase waar alle pensioenfondsen middenin zitten. Met als perspectief twee belangrijke punten op de horizon. In eerste instantie de invoering van de Wet toekomst pensioenen (Wtp) op 1 januari 2023 en daarna de deadline van 1 januari 2027: de datum waarop alle pensioenregelingen moeten voldoen aan de regels van het nieuwe pensioenstelsel.

Daarnaast staan voor dit jaar nog een ander wetsvoorstel op de rol van het parlement. Het betreft het zogenaamde ‘bedrag ineens’, de aanpassing van de fiscale regels rondom vervroegde uittreding en de verruiming van het aantal weken belastingvrij verlofsparen.

De pensioenfondsen staan er niet alleen voor. De Pensioenfederatie en de DNB zetten alle zeilen bij om de fondsen optimaal terzijde te staan met richtlijnen, adviezen, toezicht en andere vormen van ondersteuning.

1 januari 2027 lijkt ver weg. Maar schijn bedriegt. Eerst moeten de sociale partners aangeven welk contract zij uitgevoerd willen zien: het solidair pensioencontract of het flexibele pensioencontract. Daarna moet door alle pensioenfondsen veel werk worden verzet om de transitie ordelijk en zorgvuldig te laten verlopen.

Het grootste probleem is dat de sector pas écht aan de slag kan als de politiek tot definitieve keuzes en daarop aansluitende wetgeving is gekomen.

En daar zit nu precies een mogelijk groot probleem. Of eigenlijk twee problemen, die in onderlinge wisselwerking een recept kunnen zijn voor een hele ernstige situatie.

Trage besluitvorming
Het is nu februari 2022. Wij hebben inmiddels een nieuw kabinet. Het onderwerp pensioenen is verankerd bij een Carola Schouten, de eerste officiële ‘pensioenminister’ in Nederland.

De Tweede Kamer is geïnstalleerd, waarbij 59 van de 150 Kamerleden ‘nieuwe gezichten’ zijn.
Het nieuwe kabinet en het parlement kunnen gelijk aan de bak. Belangrijke dossiers schreeuwen om aandacht en voorrang. Eén daarvan is de Wet toekomst pensioenen.

Tijdens de lange kabinetsformatie is het conceptwetsvoorstel in consultatie geweest. Heel Nederland was in de gelegenheid mee te denken en zienswijzen in te dienen. Dit heeft geleid tot 800 formele reacties.

Daarnaast hebben de toezichthouders zoals AFM, DNB en de Belastingdienst een toets uitgevoerd en zijn het College voor de Rechten van de Mens en de Raad voor de rechtspraak om advies gevraagd.

Nu is de politiek aan zet. Naar verwachting zal het wetsvoorstel Wtp in het voorjaar naar de Tweede Kamer gestuurd worden, voorzien van een advies van de Raad van State. Voor het einde van dit jaar moeten de Eerste en Tweede Kamer instemmen met de wet om invoering per 1 januari 2023 mogelijk te maken. Een zeer ambitieuze planning gezien de complexe materie, de vele reacties vanuit de consultatieronde en het relatieve gebrek aan dossierkennis en -ervaring van nieuw aangetreden kabinetsleden en politici.

Daar komt bij dat de vreugde over het bereiken van het pensioenakkoord in 2019 inmiddels bij verschillende partijen plaats heeft gemaakt voor nieuwe vraagtekens en second thoughts.

In de coulissen wordt warm gelopen om de tanden te zetten in een aantal principiële uitgangspunten van het pensioenakkoord.

Het invloedrijke kamerlid Omtzigt heeft al aangekondigd de discussie te zoeken over verschillende fundamentele aspecten.

Hij is kritisch op de positie van de deelnemers bij het invaren en overweegt een referendum over dit onderwerp in te stellen. Daarnaast vindt hij het adviesrecht van Verantwoordingsorganen en het hoorrecht voor verenigingen van slapers en gepensioneerden een te mager arrangement. In het kader van de afdekking van risico’s acht Omtzigt de dekking voor het nabestaandenpensioen onduidelijk en vindt dat de Tweede Kamer duidelijke berekeningen moet eisen alvorens op dit punt in te stemmen met het wetsvoorstel. Tenslotte plaatst hij vraagtekens bij de Europeesrechtelijke houdbaarheid van het nieuwe stelsel.

Als we alle signalen bij elkaar optellen dan durven we de stelling aan dat de invoering van de Wtp op 1 januari 2023 uitermate lastig wordt.

Voor de pensioenfondsen zou dit betekenen dat de transitie naar het nieuwe stelsel (ernstig) verkort wordt, wat grote risico’s met zich meebrengt voor de kwaliteit van de uitrol.

Uitstel van de invoeringsdatum kan in theorie natuurlijk altijd, maar is voor geen van de betrokken partijen wenselijk.

Ingewikkelde wetgeving
Het tweede probleem dat wij signaleren is de complexiteit van de uiteindelijke wetgeving. Hoe ingewikkelder de wet wordt, des te groter de inspanning zal zijn voor pensioenfondsen en hun uitvoerders om de regelgeving om te zetten naar consistente, foutloze werkprocessen.

We vertellen geen nieuws met de stelling dat de politiek, vanuit haar specifieke rol, de neiging heeft vele eisen en uitzonderingen te formuleren die een geoliede uitvoering bemoeilijken. De Belastingdienst kan hier een boek over schrijven.

De eerste tekenen zijn dat ook het nieuwe pensioenstelsel door het parlement tot in de kleinste lettertjes geanalyseerd en becommentarieerd zal worden.
Kort geleden vielen fondsen en uitvoerders over de AMvB die het kabinet heeft uitgevaardigd ten aanzien van de mogelijkheid voor fondsen om te indexeren vanaf een dekkingsgraad van 105%.

Enkele reacties: “Te ingewikkeld, onduidelijk, eisen aan onderbouwing onevenredig hoog, rigide”.

De AMvB is een gevolg van de toezegging van het kabinet om indexatie te versoepelen, vooruitlopend en geldig tot het moment dat de Wtp ingaat.

Natuurlijk is het principieel een goede zaak dat kabinet en parlement het uiterste doen zaken zo goed en zorgvuldig mogelijk in te richten. Maar als de eisen aan de uitvoering buiten proporties zijn, dan wordt de uitvoerbaarheid geweld aangedaan.

De complexiteit van de uitvoering van de Wtp is dus heel belangrijk voor pensioenfondsen. Een extra spannend aspect hierin is het feit dat het merendeel van de pensioenfondsen de uitvoering belegt bij een zeer beperkt aantal uitvoerders. De haalbaarheid van de verschillende tijdslijnen is voor een groot deel afhankelijk van de mate waarin regelingen gestandaardiseerd en dus ‘kopieerbaar’ zijn. Maatwerk per pensioenfonds betekent extra druk op de voorbereidingstijd.

De mogelijke gevolgen
Het Nederlandse pensioenlandschap staat aan de vooravond van een historische verandering.

Bij de overgang naar het nieuwe stelsel worden in beginsel alle reeds opgebouwde pensioenafspraken en – rechten overgezet naar het nieuwe stelsel (het zogenaamde ‘invaren’). Zoals het nu lijkt zullen veel pensioenfondsen voor deze variant kiezen. Dit betekent dat het nieuwe stelsel niet alleen van invloed is op de toekomstige pensioenopbouw van deelnemers , maar ook op de in het verleden opgebouwde rechten.

De mate waarin de pensioenaanspraken per individuele deelnemer correct zijn hangt sterk af van de datakwaliteit. Onjuiste of onvolledige data leiden tot onjuiste pensioenaanspraken.

Het doemscenario is dat na transitie blijkt dat op grote schaal onjuiste pensioenen in de administratie staan. Dit zou rechtstreeks het inkomen van burgers treffen. Het schandaal dat zou ontstaan zou van ongekende omvang zijn. De toeslagenaffaire, hoe ingrijpend ook, zou hier bleekjes bij afsteken.

En daar blijft het niet bij.

De geloofwaardigheid van de sector zou een geweldige knauw krijgen. Het toch al broze draagvlak voor het nieuwe stelsel zou volledig instorten.
En last but not least. De kosten die gemoeid zullen zijn met ‘reparatiewerkzaamheden’ zullen extreem hoog zijn.

Datakwaliteit is dus van cruciaal belang. Het is niet voor niets dat datakwaliteit op dit moment hét buzzwoord in onze sector is. Veel audits op en analyses van dataverzamelingen kunnen nu al gemaakt worden en dat gebeurt ook. Zodat de huidige databases zo schoon mogelijk klaarstaan voor de transitie.
De werkelijkheid is echter ook dat de wet- en regelgeving ingebouwd moet worden in de systemen, zodat data op juiste manier, in de juiste formats, oproepbaar zijn. Op een transparante manier, die voor deelnemers en werkgevers begrijpelijk is.

Daarom zijn het tempo van besluitvorming en zo simpel mogelijke wet- en regelgeving zo ongelooflijk belangrijk. Elke dag die we verliezen vergroot het risico op het ontstaan van het geschetste doemscenario.

Ten slotte
Wij schrijven dit artikel niet omdat wij doemdenkers zijn. En ook niet omdat wij tegen de politiek willen schoppen. Het politieke proces is een belangrijke pilaar van onze democratie. En we begrijpen en respecteren dat politieke besluitvorming zijn eigen dynamiek heeft.

Wij hebben voorts de overtuiging dat politiek, sociale partners en de sector, samen met alle direct of indirect betrokken partijen, in staat zijn om deze klus goed te klaren.

De reden dat we dit artikel schreven is omdat we van mening zijn dat, ondanks alle goed intenties, uiterste waakzaamheid geboden is. De situatie vraagt om maximale scherpte van alle betrokkenen.

Als dit artikel een klein steentje bijdraagt een bewustwording en daarmee aan het afwenden van doemscenario’s, dan zijn wij al heel tevreden.

Xudoo Pensioenfondsbestuur
Maas Simon, partner
Peter Priester, partner